De kans dat de moord op Olof Palme juridisch wordt opgelost, is nagenoeg nul. Toch zou de Zweedse politie de oplossing een stap dichterbij kunnen brengen. Hoe? Door in Vedasjön, een meer ten zuiden van Stockholm, een zoekactie te houden. Het zou immers goed kunnen dat op de bodem van dat meer het moordwapen ligt.
Olof Palme werd op 28 februari 1986 vermoord in Stockholm. De toenmalige premier van Zweden was samen met zijn vrouw Lisbeth op weg naar huis na een bioscoopbezoekje. Een man die het tweetal opwachtte op een straathoek schoot Palme in de rug. De dader is nooit gepakt. Dat kwam door slecht politieonderzoek, maar ook doordat de moordenaar vrijwel geen sporen achterliet.
Mijn boek 10 Redenen waarom Zweden de moord op Olof Palme niet oplost gaat hier uitgebreid op in. Daarin sta ik lang stil bij Christer Andersson, een eenzaat die vanaf het midden van de jaren negentig voor veel politiemensen gold als hoofdverdachte. Dat bleef lang streng geheim. Pas in februari 2016, dertig jaar na de moord, maakte de Zweedse politie haar belangstelling voor Andersson officieel wereldkundig. De man zelf is niet meer te grijpen. Hij beroofde zich in 2008 van het leven.
Motief, wapen en gelegenheid
Andersson, 33 jaar oud in februari 1986, had een motief, een wapen en de gelegenheid om Palme te doden. Hij verdiende de kost door op de beurs te speculeren. Een btw-verdubbeling op aandelenhandel en een daaropvolgende beurscrash op 27 februari 1986, de dag voor de moord, kostten hem veel geld. ‘s Mans financiële situatie verslechterde zo sterk dat hij een half jaar na Palmes dood zijn dure appartement in de Stockholmse binnenstad verruilde voor een gratis verblijf in het zomerhuisje van zijn ouders. Intimi gaven aan dat Andersson sowieso een hekel had aan Palme, die als regeringshoofd verantwoordelijk was voor de btw-stijging.
Andersson hield van vuurwapens. Hij was lid van een schietvereniging en deed mee aan wedstrijden. Hij gold als een goede schutter. Een van zijn wapens was een Smith & Wesson-revolver van exact hetzelfde type als waarmee Palme werd doodgeschoten. Van alle in 1986 legaal geregistreerde Smith & Wessons in Stockholm, die in aanmerking kwamen als moordwapen, is Anderssons exemplaar het enige dat nooit voor een proefschot is ingeleverd bij de politie. Het is dit gegeven dat in 1994 de aandacht van de speurders op hem deed richten. Andersson beweerde dat hij de revolver had verkocht aan een drugshandelaar, een verhaal dat de politie weinig geloofwaardig vond.
Andersson had de gelegenheid om Olof Palme te vermoorden. Hij woonde alleen, op een kwartier lopen van de bioscoop die Palme voor zijn dood bezocht, en maakte vaak wandelingen door het centrum van Stockholm. Het is mogelijk dat hij Palme de bioscoop binnen zag gaan, thuis een wapen ging halen en de premier na afloop van de film opwachtte. De zwaargebouwde en donkerharige Andersson past in het signalement van de dader. Hoewel hij beweerde op de avond van de moord ziek in bed te hebben gelegen, is dit alibi door iemand in zijn omgeving ontkracht. De vermoedelijke vluchtweg van de moordenaar wijst in de richting van Anderssons toenmalige woning.
Er zijn nog meer redenen en omstandigheden die Andersson verdacht maken. Daarover verwijs ik nogmaals naar het boek over de moord. Harde bewijzen die hem onlosmakelijk aan de moord koppelen zijn echter nooit gevonden. Dus bleef Andersson een vrij man.
Waar is het moordwapen?
Op een persconferentie in februari 2016 zei de politie niets liever te willen dan de revolver terugvinden waarmee Olof Palme werd doodgeschoten. Nu, er is een plek waar die revolver zou kunnen liggen. De ouders van Christer Andersson bezaten sinds 1973 een zomerhuis in de bossen bij Tungelsta, circa 35 kilometer ten zuiden van centraal Stockholm. Het adres van dat door dichte begroeiing aan het zicht onttrokken huisje is Vedahöjden 13. Christer nam er zijn intrek in de zomer van 1986, hoewel hij officieel op een ander adres ging wonen. Christer, die ook twee jachtgeweren bezat, voelde zich in de bossen op zijn gemak en was er ook voor de politie moeilijk vindbaar. Een agent die er in de jaren negentig op zoek ging naar Andersson kwam bij iemand anders terecht.
Een psychiater en een politieman stelden een daderprofiel op van de moordenaar van Olof Palme. Daarin schreven ze dat de dader het wapen, dat een symbolische waarde voor hem had, mogelijk zou verbergen op een plek waarnaar hij kon terugkeren. Wellicht een locatie die voor hem persoonlijk een grote betekenis had, bijvoorbeeld in de buurt van de woning waarin hij opgroeide. Christer Andersson bracht zijn jeugd door in de buurt van Halmstad in het zuidwesten van Zweden, 500 kilometer van Stockholm. In 1986 was er niets meer dat hem met die streek verbond. Maar er was wel het zomerhuis van zijn ouders. En op amper 200 meter afstand van het huis aan Vedahöjden ligt een meer, Vedasjön, dat Christer heel goed moet hebben gekend.
Het is een waterplas zoals er duizenden zijn in Zweden: ver verwijderd van de bebouwde kom, omringd door bossen en weiden, en met een streepje zand dat alleen locals als badplaats gebruiken. Toeristen of grote mensenmassa’s tref je er niet aan. Het zou de perfecte dumpplaats voor het moordwapen zijn. Een plek waar Christer, als hij de dader was, geregeld naar kon terugkeren, nabij een woning die voor hem een speciale betekenis had.
Tot op heden is er in dit meer geen zoekactie gehouden naar de revolver. Het zou de nieuwe onderzoeksleiding sieren als ze daar eens laat duiken. Christer Andersson voor de rechter slepen zal niet meer lukken, maar stel nu toch dat zo’n zoekactie een roestige Smith & Wesson oplevert….