Buiten vroor het twee graden, de lucht was vochtig en er stond er een stevig windje: woensdag 18 december 2002 was niet de meest aangename winterdag die Zweden ooit kende. Christer Andersson zal zich echter niet om het weer hebben bekommerd. Hij pleegde die dag een misdaad. Misschien zijn laatste, maar zeker niet zijn eerste.
Dat was niet gepland. Hij was gewoon moe. Christer kwam van zijn werk bij vrachtwagenfabrikant Scania in Södertälje Hamn, zat in de trein naar huis en wilde met rust gelaten worden. Hij ergerde zich aan vier jongens in dezelfde wagon. Christer Andersson, van wie haast niemand wist dat hij verdacht werd van de moord op Olof Palme, koelde zijn woede en sloeg een van de vier een blauw oog.
Een ferme vuist
De 18-jarige Robert was met zijn drie kameraden ingestapt in Södertälje en op weg naar Stockholm. Een van Roberts vrienden was een tikkeltje opgewonden en gooide een prop papier door de wagon. Die trof Andersson, die aan de andere kant van het gangpad zat. Waarna de Scania-medewerker, in politiekringen omschreven als “een beer”, opstond en Robert met zijn vuist op het linkeroog sloeg. Een andere jongen kreeg van hem een tik op zijn pet. Andersson riep dat de jongens de trein moesten verlaten en dat ze op moesten houden om hem te pesten. Even later stapte Christer eerder uit.
Robert was er niet goed van. Hij had hevige pijn, zowel in het oog als in het achterhoofd, en voelde zich rotslecht. Later op de avond ging hij toch maar naar de spoed. Rond het oog ontwikkelde zich een grote blauwe plek. Blijvende schade was er niet, maar hij had er nog de hele maand december last van.
Twee dagen later zag hij Andersson wandelen op het station van Flemingsberg. Toen vielen er geen klappen, maar haalde Robert wel de politie erbij. Bij toeval liep er op dat moment ook nog een vrouw rond die getuige was geweest van het voorval in de trein, en die Andersson had ingeschat als iemand die helemaal uit balans was.
Op 7 juni 2005, twee dagen voor Christers 53e verjaardag, moest de verdachte van de moord op Olof Palme zich verdedigen voor de rechter. Niet voor de moord op Palme, maar voor het mishandelen van Robert.
Psychische problemen
Tijdens het verhoor door de politie ontkende hij nog de jongen te hebben geslagen. Christer kon zich toen geen ruzie op de trein herinneren. Hij wist niet eens wie de jongen was, beweerde hij. Maar voor de rechtbank gaf hij de mishandeling toe en kon hij zich alles wel herinneren. Volgens hem waren de jongens luidruchtig. Andersson wist eerst niet wie de prop naar hem gooide, meende dat ze hem daarna uitlachten, verloor zijn beheersing en sloeg (naar achteraf bleek) de verkeerde.
De rechter veroordeelde hem tot het betalen van een schadevergoeding van 7650 Zweedse kronen (ongeveer 750 euro). Andersson vond dat het wel een beetje minder mocht, want hij voelde zich geprovoceerd. Bovendien kampte hij naar eigen zeggen met psychische problemen. Daar wilde de rechter geen rekening mee houden. Zo provocerend was het niet, en destijds waren zijn psychische problemen niet van dien aard dat ze als verzachtende omstandigheid konden gelden. Maar dat hij zulke problemen had, was wel duidelijk. Op het moment van de rechtszitting zat Andersson om die reden thuis, zo staat te lezen in het vonnis.
Daaruit blijkt ook dat de rechter een gevangenisstraf te ver vond gaan. Het was weliswaar een ernstig feit, maar Andersson had volgens de rechtbank geen strafblad en leed een ordelijk leven. Dat sprak in zijn voordeel. Het was de rechter kennelijk niet bekend dat hij in 1985 al eens tot een boete was veroordeeld voor dierenmishandeling. Destijds trapte hij een hond die volgens hem te hard blafte. Ook zou hij de eigenares met de dood hebben bedreigd, al bleef dat onbewezen.
De rechter wist duidelijk ook niet dat hij bij de politie in 2005 nog steeds hoog op het verdachtenlijstje voor de moord op Palme stond. Zo hoog dat een rechercheur bij hem in de buurt was gaan wonen om een… eh, oogje in het zeil te houden.
Terug naar 28 februari 1986
Een hond die een schop kreeg, een balorige jonge gast met een blauw oog: het staat niet in verhouding tot wat Christer op 28 februari 1986 kan hebben gedaan. Die avond moet hij in een bijzonder slecht humeur zijn geweest. Want de beurzen waren opeens gekelderd. De vroegere postbode, die een gokwinst had geïnvesteerd in een riskante aandelenhandel, moet in amper een dag zo goed als failliet zijn geraakt.
In zijn niet onaardige appartement in de Stockholmse binnenstad lag een Smith & Wesson .357 Magnum, en niet lang ervoor had de fanatieke wedstrijdschutter vijf kogels gekocht van het type Winchester Metal Piercing. En die avond, buiten bij de Grand-bioscoop en dichtbij de favoriete koffiebar van Christer, stond Olof Palme in de rij voor een filmvoorstelling. Palme, de man wiens regering de beurzen had doen kelderen. Om 23.21 uur werd hij dodelijk getroffen door een Winchester Metal Piercing, vrijwel zeker afgevuurd door een .357 Magnum. De dader zag eruit als een beer.
Op 10 juni 2020 wees de Zweedse Justitie de zogeheten Skandiaman, Stig Engström, aan als verdachte voor de moord op de Zweedse premier. En omdat Engström dood is, werd het onderzoek gestopt. Slechts 19 procent van de Zweden geloofden ‘s anderendaags dat hij ook echt de dader was. Zo overtuigend was de bewijsvoering. Al is dat nog een groot woord: er waren géén bewijzen. Er was zelfs geen motief. Geen wapen dat Engström kon hebben gehad. Geen passende kogel.
Christer Andersson is ook dood. Ook hij pleegde zelfmoord en nam een geheim mee in zijn graf. Maar vermoedelijk een veel groter geheim dan de Skandiaman.